Jurisprudentie
BJ7434
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3752 WAO + 08/6665 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3752 WAO + 08/6665 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
1)Intrekking WAO-uitkering. 2) Toekenning WAO-uitkering. Nu met besluit 2 niet volledig is tegemoetgekomen aan het hoger beroep van appellante, zal de Raad dit besluit met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze procedure betrekken. De Raad ziet geen aanleiding om de medische grondslag van besluit 2 onjuist te achten. Geen aanleiding om een verdere urenbeperking aan te nemen. De in hoger beroep beschikbaar gekomen nadere informatie van de onder 4 genoemde neuroloog bevat geen medische gegevens ter ondersteuning van appellantes standpunt dat een verdergaande urenbeperking is aangewezen dan wel dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (waarin overigens lichte beperkingen zijn aanvaard voor dynamische handelen en statische houding) geen juiste weergave geeft van haar medische beperkingen. De Raad is van oordeel dat, uitgaande van de juistheid van de beperkingen zoals die zijn vastgesteld, er geen reden is deze functies voor appellante in medisch opzicht niet passend te achten. De Raad neemt hierbij in anmerking dat appellante voldoet aan het opleidingsvereiste voor de functie van schadecorrespondent. Voorts acht de Raad voldoende toegelicht dat in deze functie de belasting ten aanzien van het aspect 7.1.0. ‘probleemoplossen’ niet de belastbaarheid van appellante te boven gaat. Zoals door het Uwv is toegelicht, maakt dit aspect geen deel uit van de beoordeling van de medische belastbaarheid, maar gaat het hier uitsluitend om het niveau van de functie bij een beoordeling op grond van overgangsrecht, welk overgangsrecht niet op appellante van toepassing is. De Raad acht appellante met haar opleiding en ervaring in staat het desbetreffende (te ontwikkelen) kennisniveau aan te kunnen. Dit betekent dat het beroep van appellante tegen besluit 2 ongegrond is. De Raad stelt vast dat het Uwv besluit 2 hangende het hoger beroep heeft genomen en daarbij besluit 1 op een essentieel onderdeel heeft gewijzigd. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het beroep tegen besluit 1 gegrond moet worden verklaard. Ook besluit 1 zal worden vernietigd.
Uitspraak
08/3752 WAO
08/6665 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 mei 2008, 07/263
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A. Severijn, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nieuw besluit op bezwaar toegezonden.
Mr. Severijn heeft een nader stuk toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Severijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C. Roele.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft tot 23 augustus 2006 een uitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. De uitkering is met ingang van die datum ingetrokken omdat na geneeskundig en arbeidskundig onderzoek de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 15%.
1.2. Het tegen dit besluit door appellante gemaakte bezwaar is bij besluit van 13 december 2006 (hierna: besluit 1) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat besluit 1 op een toereikende medische en arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Het Uwv heeft op 18 november 2008 een nieuw besluit op het bezwaar van appellante genomen (hierna: besluit 2). Besluit 2 berust op dezelfde medische grondslag als besluit 1. Verder gaat het er ook vanuit dat appellante dusdanige beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid dat zij haar voormalige functie van baliemedewerkster voor 38 uur per week niet meer kan vervullen. Appellante is volgens besluit 2 wel geschikt te achten voor werkzaamheden verbonden aan de functies van schadecorrespondent (Sbc-code 516080), elektronicamonteur (Sbc-code 267040) en parkeercontroleur (Sbc-code 342022). Hiertoe heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 15 september 2008 aanvullende toelichtingen gegeven. Dit heeft meegebracht dat het Uwv bij besluit 2 alsnog heeft besloten appellante ingaande 23 augustus 2006 voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt te beschouwen en haar de daarbij behorende WAO-uitkering toe te kennen.
4. Appellante voert, onder verwijzing naar een brief van haar neuroloog J.C. Gauw van 7 juli 2009, in hoger beroep aan dat onvoldoende is onderkend dat haar medische situatie niet is verbeterd sinds haar ongeval in 1991, waaraan zij klachten van onder andere nek, hoofd en ledematen, alsook energetische beperkingen heeft overgehouden. Bij een - ten opzichte van de eerdere herbeoordelingen in 1999 en 2004 - onveranderd dagverhaal is er haars inziens geen aanleiding tot het laten vervallen van de urenbeperking van vier uur per dag. Voorts acht zij de door het Uwv bij de schatting in aanmerking genomen functies ongeschikt. Dit geldt in het bijzonder voor de functie van schadebehandelaar vanwege de hierin voorkomende belasting met betrekking tot probleem oplossen.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Nu met besluit 2 niet volledig is tegemoetgekomen aan het hoger beroep van appellante, zal de Raad dit besluit met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze procedure betrekken.
5.2. De Raad ziet geen aanleiding om de medische grondslag van besluit 2 onjuist te achten. Zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts hebben hun bevindingen, behalve op het dagverhaal van appellante, gebaseerd op de resultaten van hun eigen onderzoek, de aanwezige medische gegevens en de stand van de medische wetenschap. Daaruit is voortgekomen dat er geen aanleiding is voor een verdergaande urenbeperking dan tot acht uur per dag. De Raad overweegt dat in een situatie als die van appellante, waarin het medisch onverklaarbaar is dat de klachten van de betrokkene in dezelfde mate blijven bestaan, het niet onmogelijk is om de urenbeperking te wijzigen. In dit geval acht de Raad een hiertoe voldoende toereikende onderbouwing gegeven door de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapporten van 15 november 2006, 14 februari 2007, 15 augustus 2007 en 9 september 2008. De in hoger beroep beschikbaar gekomen nadere informatie van de onder 4 genoemde neuroloog bevat geen medische gegevens ter ondersteuning van appellantes standpunt dat een verdergaande urenbeperking is aangewezen dan wel dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (waarin overigens lichte beperkingen zijn aanvaard voor dynamische handelen en statische houding) geen juiste weergave geeft van haar medische beperkingen.
5.3. Aan de verlaging van de WAO-uitkering naar de klasse 15 tot 25% ligt tevens ten grondslag dat appellante de onder 3 genoemde functies kan vervullen. De Raad is van oordeel dat, uitgaande van de juistheid van de beperkingen zoals die zijn vastgesteld, er geen reden is deze functies voor appellante in medisch opzicht niet passend te achten. Met het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 30 november 2006, aangevuld met het in hoger beroep door hem uitgebrachte arbeidskundige rapport van 15 september 2008 is dit voldoende onderbouwd. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellante voldoet aan het opleidingsvereiste voor de functie van schadecorrespondent. Voorts acht de Raad voldoende toegelicht dat in deze functie de belasting ten aanzien van het aspect 7.1.0. ‘probleemoplossen’ niet de belastbaarheid van appellante te boven gaat. Zoals door het Uwv is toegelicht, maakt dit aspect geen deel uit van de beoordeling van de medische belastbaarheid, maar gaat het hier uitsluitend om het niveau van de functie bij een beoordeling op grond van overgangsrecht, welk overgangsrecht niet op appellante van toepassing is. De Raad acht appellante met haar opleiding en ervaring in staat het desbetreffende (te ontwikkelen) kennisniveau aan te kunnen. Dit betekent dat het beroep van appellante tegen besluit 2 ongegrond is.
5.4. De Raad stelt vast dat het Uwv besluit 2 hangende het hoger beroep heeft genomen en daarbij besluit 1 op een essentieel onderdeel heeft gewijzigd. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het beroep tegen besluit 1 gegrond moet worden verklaard. Ook besluit 1 zal worden vernietigd.
6. De Raad ziet aanleiding om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.610,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen besluit 1 gegrond en vernietigt dit besluit;
Verklaart het beroep tegen het besluit 2 ongegrond;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.610,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van in totaal € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009.
(get.) T. Hoogeboom.
(get.) C. de Blaeij.
EK